Donald A. Norman schreef een fantastisch boek “Emotional design”, over why we love (or hate) everyday things.
Norman onderscheidt drie niveau’s waarmee we met design in contact komen. Maar eigenlijk gelden ze voor meer dan alleen maar voorwerpen. Ze zijn net zo goed van toepassing op om het even welk contact met om het even wie of wat.
Het eerste niveau is visceral en heeft veel te maken met appearance.
“Visceral design is what nature does. We humans evolved to coexist in the environment of other humans, animals, plants, landscapes, weather, and other powerful emotional signals from the environment that get interpreted automatically at the visceral level. Thus, the colorful plumage on male birds was selectively enhanced through the evolutionary process to be maximally attractive to female birds – as, in turn, were the preferences of female birds so as to discriminate better among the plumages.”
Visceral heeft veel te maken met ons oer-instinct, met ons instinctief aanvoelen of buikgevoel. We weten dat vuur gevaarlijk is en zullen er dus niet zomaar in stappen.
Het tweede niveau is behaviorial en heeft the maken met het gebruik.
“Behavioral design is all about use. Appearance doesn’t really matter. Rationale doesn’t matter. Performance does. This is the aspect of design that practitioners in the usability community focus upon. In most behavioral design, function comes first and foremost; what does the product do, what function does it perform ? If a potato peeler doesn’t actually peel potatoes, or a watch doesn’t tell accurate time, then nothing else matters.”
Tot slot is er het reflective niveau en daarin staan het zelfbeeld, een persoonlijke bevrediging en herinneringen of verhalen centraal.
“Reflective design covers a lot of territory. It is all about message, about culture, and about the meaning of a product or its use. For one, it is about the meaning of things, the personal remembrances something evokes. For another, very different thing, it is about self-image and the message a product sends to others. Whenever you notice that the color of someone’s socks matches the rest of his or her clothes or whether those clothes are right for the occasion, you are concerned with reflective self-image.”.
Reflective raakt op een andere manier dan visceral. Daar waar de eerste twee niveau’s reageren op een natuurlijk en instinctief vlak of op het vlak van gedrag, reageert het derde niveau op emoties. Je kan daarom net zo goed over emotional design spreken. Philippe Starck’s Juicy Salif is daar een goed voorbeeld van. Het is een alternatieve fruitpers. En wie de gouden versie koopt krijgt er zelfs een briefje bij met de melding het niet te gebruiken als fruitpers om de aciditeit van citroenen en sinaasappelen het design kan beschadigen.
Norman gaat in het boek uitgebreid in op de drie niveau’s. Naar aanleiding van zijn analyse ben ik me gaan bezinnen hoe dit op mijn vak televisie, of bij uitbreiding media in het algemeen, van toepassing kan zijn. Ik had het gevoel dat ik veel herkende in de manier waarop ik met televisie omga. Net om wat Norman zegt kan ik het verhalende, wat ik zo belangrijk vind, nog beter plaatsen.
Bestaat er zoiets als reflective of emotional tv ? Televisie heeft een ontspannende functie. De lean back-functie ervan of het couch potato-gevoel sluit sterk aan bij de instinctieve functie waarom we televisie kijken. Daarnaast geeft het structuur aan ons leven en informeert het ons (behavioral),
Maar het is dat derde niveau waar ik van wakker lig. Wat doet televisie met mensen en zijn we ons als media-makers daar tenvolle van bewust ? Televisie mag niet vrijblijvend zijn.
Emotional tv is niet de emo-tv, die de Nederlanders en John De Mol in het bijzonder in het begin van de jaren tachtig (en bijwijlen vandaag nog) over onze beeldbuis kieperden. Televisie mag mensen doen nadenken. Als het van mij afhangt, graag zelfs. Daarom heb ik geijverd om een “Doodgraag leven” of “Voorbij de grens” te maken. En wil ik nog iets maken over het taboe waar mensen die HIV-seropositief moeten mee leven. Of hoe mensen soms tevergeefs moeten wachten tot er iemand sterft, opdat zijn met één van de organen van die persoon zouden kunnen verder leven.
Tuurlijk, emotioneel moet niet altijd kommer en kwel zijn. Dat bewijzen Martin Heylen, Lieve Blancquaert, Annick Ruyts, Annemie Struyf, Tom Waes, Jeroen Meeus,… de ploeg van Vlaanderen Vakantieland, Peter Live, De Bedenkers, … en nog zovele anderen.
Ik blijf daarom herhalen, tot in den treure : televisie gaat over echte mensen, met echte emoties en echte verhalen. Daarbij gaan we geen enkel verhaal uit de weg. Niet de lach, maar ook niet de traan.
Geef een reactie