20/10/13
Brussel is een lastig lief. Maar het is ONS lief.
Van harte.
Marc Didden
Ik val in herhaling maar ik herhaal het graag. Als een mantra : ik hou van Brussel. En toch moet ik toegeven dat mijn Brussel zich vaak beperkt tot de benedenstad. Ik ken het daar zo een beetje en ik voel me er thuis. Ik weet precies waar ik mijn kaas, vis en glas rode wijn moet halen. Ik weet in welk café ik onze nieuwe VRT-woordvoerdster Anneke kan treffen, waar Nico & Wim pand houden, waar Robert, de Nederlandse oud-student van me, zijn Boer zoekt vrouw voorbereidt en waar Tony zijn sigaren koopt en half-en-half gaat drinken. Chillen en vrienden ontmoeten…. dat is voor mij gewoon de stad intrekken.
Gelukkig haalt Marc Didden me uit mijn kot. De schrijver – ik moet er het woord erudiet aan toevoegen – is één van mijn Brusselse vrienden. We kletsen steevast over televisie (en dan vooral over scenario’s) én over onze stad. Van “stelsels”, Waals of Vlaams, is bij ons geen sprake. Ik krijg dat stelsel hier ook niet uitgelegd. Ik wil het ook niet uitleggen.
Maar goed, Marc stuurt me de straat op. Hij is niet altijd even goed te been. Dat merk ik aan de wandelstok waar hij soms mee door de straten flaneert. Traag en verheven. Hij zou de perfecte burgemeester zijn zoals hij daar door onze stad loopt. Ik zou het volste vertrouwen in hem hebben als burgervader. Maar voor Marc is Brussel groter dan de voorschoot waarop ik me begeef. Dat blijkt duidelijk uit zijn nieuwe boek “Een gehucht in een moeras. Brusselse verhalen”, waarvoor hij elke vierkante kilometer van Brussel doorkruiste. Of bijna elke vierkante kilometer want over Koekelberg, waar mijn thuis staat ben je wel erg kort, Marc.
Als u de volgende keer door Koekelberg of Ganshoren rijdt – dat kan zelfs voor een groot stuk ondergronds – bedenk dan dat u zich op één van de weinige plaatsen van de wereld bevindt waar nooit iets gebeurt. Prijs u gelukkig. En weet ook dat u er drie minuten later weer weg bent.
Waar nooit niks gebeurt ? In Koekelberg serveren ze tijdens het wildseizoen de patrijzen rauw … Dat weten jij en Jean Luc toch als geen ander. Het Elisabethpark zit vol parkieten en Filip en ik serveren koude patrijs.
Gisteren – op 1 november – in Gistel bij familie de doden gaan herdenken. Een mooi kerkhof, maar je ligt er zo eenzaam, dacht ik bij mezelf. Met mijn lieve moeder bij het graf gestaan waar mijn vader, mémé en pépé liggen. En waar ook mama ooit een plaatsje krijgt. Maar laten we dat nog maar even uitstellen. We hebben haar hier nog nodig. Hoedanook, strooi mij later maar ergens in Brussel uit.
Daar in Gistel ook vastgesteld dat Thomas, de zoon van mijn neef Jürgen, plots veel geblokter uitvalt dan bij onze laatste ontmoeting. Hij is een man geworden, zei mijn neef. Precies wel, dacht ik. Maar goed dat hij nu in Gent vertoeft en daar de wereld leert kennen weg van Gistel. Brussel kent hij niet en dat betreur ik. Dus heb ik een complot gesmeed met Marc. Hij legt bij Passa Porta een gehandtekend exemplaar voor Thomas klaar. “Voor Thomas”, had ik Marc gezegd en iets over Brussel-leren-kennen.
Het lijkt wel of we zieltjes voor Brussel willen winnen. Onze hoofdstad heeft die nieuwe zieltjes ook keihard nodig.
Ik trek de stad in. Ga dat boekje halen en eens kijken waar Anneke, Wim, Nico, Ken, Denise, Robert, Linda, Mike, Camille, Bert, …. uithangen. Grijs weer, tijd voor een borrel.
“Een gehucht in een moeras. Brusselse verhalen.”, Marc Didden, Luster, Antwerpen, 2013. Met prachtige foto’s van Johan Jacobs.
Geef een reactie