Ik doe niks liever dan binnenkijken in andermans interieur. Of ik ze nu persoonlijk ken of niet, het doet er niet toe. Dat gaat makkelijk waneer het op invitatie gebeurt; net iets moeilijker wanneer ik ergens mijn hoofd tegen het raam plak en binnengluur.
Van collega’s beeld ik me in hoe ze zouden huizen. Zo is het mijn vurigste wens hun huissleutels te vragen en even in m’n eentje bij ze langs te rijden. Om in te schatten of de persoon die ik op kantoor ken, thuis net zo is.
Ik prijs me gelukkig dat ik nog nooit betrapt werd. En ik ga er voor in therapie : ik koop boeken over hoe anderen wonen en beleef mijn hobby dus min of meer legitiem.
Mijn beste therapeut is uitgeverij Luster. Zij hebben zo’n hele verzameling mooi uitgegeven interieurboeken. Met foto’s van de bewoners, hun verhaal en dat interieur.
Het nieuwste boek in de rij is “Paris designers and their interiors”. Ontwerpers die hun inboedel tonen is speciaal, want die hebben geen interieur. Bijna alle ruimtes in het boek zijn witte, sacrale tempels. Musea waar design – hun eigen design of dat van anderen – een ereplaats krijgt. Dit boek is een catalogus van goeie smaak. De verfijnde keuze van een Matali Crasset, José Lévy of een Mathias Kiss.
“Paris designers and their interiors”, Marie Farman & Diane Hendrikx, Luster , 2014.
Geef een reactie